Get Support

Voordat u iLOQ Manager installeert, neemt u contact op met de juiste IT-vertegenwoordiger en controleert u of de computer(s) voldoet/voldoen aan de installatievereisten hieronder:

• Windows 10 of nieuwer. Het aanbevolen besturingssysteem is Windows 10.
• Lokale beheerdersrechten voor het besturingssysteem.
• Internetverbinding.

Installeer de iLOQ Manager-software als volgt:

• Tijdens de eerste installatie worden iLOQ Manager en het vereiste software-framework geïnstalleerd.

  Lokale beheerdersrechten zijn vereist voor de eerste installatie, als Microsoft .NET Framework 4.8 of nieuwer ontbreekt.

• Voer de vervolginstallaties individueel uit voor de volgende gebruikers met individuele Windows-gebruikersaccounts.

  Lokale beheerdersrechten zijn niet vereist voor de vervolginstallaties.

In deze sectie wordt beschreven hoe u nieuwe service-adressen voor het vergrendelingssysteem toevoegt in iLOQ Manager.

1. Open iLOQ Manager.

   Het inlogscherm wordt geopend.

2. Klik op de tandwielknop voor de instellingen.

   Het inlogscherm wordt geopend.

3. Voer als volgt vergrendelingssysteem-informatie in:
   • Serviceadres — Voer in dit veld het databaseserveradres van het vergrendelingssysteem in. Zorg dat het service-adres hetzelfde is als in het document Inloggegevens dat wordt verstrekt met het vergrendelingssysteem.
   • Servicecode — Voer in dit veld de vergrendelingssysteemspecifieke servicecode in. Zorg dat de servicecode dezelfde is als in het document Inloggegevens dat wordt verstrekt met het vergrendelingssysteem.
   • Klantnaam — Voer in dit veld de naam in van het vergrendelingssysteem.
4. Test de verbinding door te klikken op de knop Test verbinding met server.
5. Als de serververbinding succesvol is, selecteert u OK.
6. Als de serverbinding mislukt, kunt u de verbinding op een andere manier proberen op te stellen:
   1. Selecteer de alternatieve methode in het vervolgkeuzemenu en vul de vereiste informatie in.

   2. Test de verbinding door te klikken op de knop Test verbinding met server.
7. Als de serververbinding lukt, slaat u de geselecteerde instellingen op wanneer u het dialoogvenster sluit.

In deze sectie wordt beschreven hoe u inlogt op het iLOQ-vergrendelingssysteem.

1. In Windows selecteert u Start > All Programs (Alle programma's) > iLOQ > iLOQ Manager.

   Het inlogscherm wordt geopend.

2. Selecteer in het menu Taal de gewenste taal voor de gebruikersinterface.
3. Selecteer in het keuzemenu Serviceadres de service waarop u wilt inloggen.
4. Plaats de Programmeer token in de programmeeradapter en sluit de token aan op de USB-kabel binnenin de adapter.
5. Sluit de programmeeradapter aan op de pc met een andere USB-kabel.
6. Wacht totdat de token is gevonden.

   Als de programmeertoken niet wordt gevonden, drukt u op de knop Vernieuwen.

7. Voer in het bovenste invoerveld de gebruikersnaam in.
8. Voer in het onderste invoerveld uw wachtwoord in.
9. Selecteer Inloggen.

In deze sectie wordt beschreven hoe u de taal van de gebruikersinterface opent in iLOQ Manager.

1. Als iLOQ Manager wordt uitgevoerd met een onjuiste taal, sluit u het programma.
2. In Windows selecteert u Start > All Programs (Alle programma's) > iLOQ > iLOQ Manager.
3. Het standaard inlogscherm wordt geopend.

4. Klik op het vlagpictogram om de keuzelijst voor de taalselectie te openen.

5. Selecteer de gewenste taal in de keuzelijst.

   Het loginscherm in de geselecteerde taal wordt geopend.

In deze sectie wordt beschreven hoe u uitlogt uit het iLOQ-vergrendelingssysteem.

1. Selecteer Uitloggen.

    

2. Het inlogscherm wordt geopend voor het geval u opnieuw wilt inloggen.

De gebruikersinterface van iLOQ Manager wordt weergegeven in de afbeelding hieronder.

De gebieden van de gebruikersinterface zijn:

1. Hoofdtabbladen — De gebruikersinterface is verdeeld in vier hoofdtabbladen:

   • Basisgegevens — Het hoofdtabblad Basisgegevens wordt gebruikt voor het beheren van de meest voorkomende objecten in het systeem, zoals cilinders, sleutels en personen.

   • Extra gegevens — Het hoofdtabblad Extra gegevens wordt gebruikt voor het beheren van toegangsrechten, functiegroepen en rapportages in het systeem.

   • Beheer — Het hoofdtabblad Beheer wordt gebruikt voor het uitvoeren van beheertaken voor het systeem.

   • Help — Het hoofdtabblad Help bevat de beheerdershandleiding en gevarieerde informatie over het systeem.

2. U kunt hoofdtabbladen niet sluiten.

3. Lint — Het Lint bevat verschillende tools voor het beheren van het systeem. Elk Hoofdtabblad heeft een andere reeks tools.

   Tip:

   De knoplabels verdwijnen als u de grootte van het venster aanpast en het kleiner maakt. Als u de label-tooltips wilt weergeven, plaatst u de cursor boven de knop.

4. Tabbladen — De Tabbladen geven de pagina's weer die u recentelijk hebt geopend, als tabbladen.

   U kunt tabbladen sluiten door het tabblad te selecteren en te klikken op het pictogram Sluiten aan de rechterkant van de tabbladbalk.

5. Rooster — Het Rooster geeft een lijst met objecten weer voor de geselecteerde bladerweergave. Als u bijvoorbeeld Beheer > Overzicht tokens hebt gekozen, geeft het Rooster de lijst met tokens in het systeem weer.

6. Weergaven — Het Weergaven-gebied bevat drie opties:

   • Standaardweergave — Als u de Standaardweergave selecteert, wordt de huidige weergave weergegeven in de standaardweergave.

   • Eigen weergave — Als u de Eigen weergave selecteert, wordt de huidige weergave weergegeven zoals u deze hebt gedefinieerd om weer te geven. De kolomvolgorde kan bijvoorbeeld verschillen van de Standaardweergave. Voor meer informatie, raadpleegt u sectie Uw eigen weergave opslaan.

   • Weergave afdrukken — Als u Weergave afdrukken selecteert, wordt de huidige weergave getoond zoals u deze hebt gedefinieerd om weer te geven voor afdruk- of exporteerdoeleinden. De kolomvolgorde kan bijvoorbeeld verschillen van de Standaardweergave. Voor meer informatie, raadpleegt u sectie De afdrukweergave opslaan.

7. Opmerking:

   De inhoud van het Weergaven-gebied kan veranderen, afhankelijk van de geselecteerde functie. Wanneer u bijvoorbeeld plattegronden doorbladert, worden in het Weergaven-gebied de plattegronden in het systeem weergegeven. Sommige roosters bevatten geen weergavengebied.

8. Statusbalk — In de Statusbalk wordt als volgt informatie weergegeven over de systeemstatus:

   • Serververbindingsstatus — De Serververbindingsstatus is Aan of Uit. In de voorbeeldafbeelding is de serververbinding Aan.

   • Actief sluitsysteem — Het Actief sluitsysteem geeft het vergrendelingssysteem aan waarop u bent ingelogd.

   • Pictogram programmeertoken — Het pictogram voor de   geeft de verbindingsstatus van de programmeertoken weer. De kleurcodes zijn:

     • Groen — De Programmeer token is verbonden.

     • Grijs — De verbinding met Programmeer token is verbroken.

   • Cilinderpictogram — Het cilinderpictogram  geeft de cilinderstatus weer. De kleurcodes zijn:

     • Groen — De cilinder is geprogrammeerd in dit systeem.

     • Grijs — De cilinder is leeg. De cilinder kan worden geprogrammeerd voor dit systeem.

     • Rood — De cilinder behoort bij een ander vergrendelingssysteem en kan niet worden gebruikt in dit vergrendelingssysteem.

   • Sleutelpictogram — Het sleutelpictogram  geeft de sleutelstatus weer. De kleurcodes zijn:

     • Groen — Een in dit systeem geprogrammeerde sleutel wordt geplaatst.

     • Grijs — De geplaatste sleutel is leeg. De sleutel kan worden geprogrammeerd voor dit systeem.

     • Rood — De sleutel behoort bij een ander vergrendelingssysteem en kan niet worden gebruikt in dit vergrendelingssysteem.

Er wordt een sneltoetsmenu weergegeven wanneer u rechtsklikt op een van de werkgebieden. Met behulp van dit sneltoetsmenu hebt u toegang tot de meeste onderhoudstaken voor de cilinder. Naast taakspecifieke opdrachten, bevat het menu de volgende standaardopdrachten:

• Plaats kolommen — Geeft een venster weer waarin u uw eigen weergave kunt definiëren door de kolommen te selecteren die u wilt weergeven in het tabelgebied, en de weergave vervolgens op te slaan als uw eigen weergave.
• Extra informatie — Geeft het venster Eigenschappen weer, waarin u informatie kunt weergeven over het geselecteerde item (cilinder, sleutel, beheerder, etc.).
• Toevoegen — Open een wizard voor het toevoegen van een nieuw item (cilinder, sleutel, beheerder, etc.) in het systeem.
• Alles selecteren (CTRL+A) — Selecteert alle rijen in een rooster.
• Weergeven — Selecteer Weergeven > Alleen geselecteerde(n) weergeven om alleen de geselecteerde rijen in het rooster weer te geven. Als u het selectievakje Alleen verborgen items/personen weergeven selecteert, kunt u verborgen items weergeven.
• Export — Selecteer Export om de informatie die wordt weergegeven op het rooster te exporteren naar de printer of naar Excel.

In deze sectie wordt een overzicht weergegeven van sneltoetsen die u kunt gebruiken in iLOQ Manager. Voor sommige sneltoetsen moeten verschillende toetsen tegelijkertijd ingedrukt worden gehouden. Andere sneltoetsen zijn combinaties van muisklikken en toetsen op het toetsenbord.

In deze sectie wordt beschreven hoe u de weergegeven kolommen selecteert in iLOQ Manager, en deze kolommen vervolgens opslaat als uw eigen weergave.

1. Open een roosterweergave die kolommen bevat, zoals Basisgegevens > Overzicht cilinders.
2. Wijzig de volgorde en breedte van de kolommen zoals gewenst.
3. Rechtsklik op de roosterweergave.
4. Selecteer Plaats kolommen.
5. Er wordt een lijst met alle beschikbare kolommen geopend. Selecteer de kolommen die u wilt weergeven, door de selectievakjes naast de kolomnamen te selecteren.
6. Klik op de knop Instellingen opslaan om de wijzigingen op te slaan in uw Eigen weergave.

In deze sectie wordt beschreven hoe u de weergegeven kolommen selecteert in iLOQ Manager, en deze kolommen vervolgens opslaat als een afdrukweergave.

1. Open een roosterweergave die kolommen bevat, zoals Basisgegevens > Overzicht cilinders.
2. Selecteer Weergave afdrukken het Weergaven-gebied.
3. Wijzig de volgorde en breedte van de kolommen zoals gewenst.
4. Rechtsklik op de roosterweergave.
5. Selecteer Plaats kolommen.
6. Er wordt een lijst met alle beschikbare kolommen geopend. Selecteer de kolommen die u wilt opnemen in de afdrukweergave, door de selectievakjes naast de kolomnamen te selecteren.
7. Klik op de knop Instellingen opslaan om de wijzigingen op te slaan in uw Weergave afdrukken.